Uw familieleden en verzorgenden zijn weer terug van wat doorgaans “een welverdiende vakantie” heet. Misschien bent u zelf ook nog wel even weggeweest. Of zo’n vakantie inderdaad “welverdiend” is, durf ik niet te beoordelen, maar wel weet ik dat mensen er zeer aan toe kunnen zijn. Even aan de sleur van alle dag kunnen ontsnappen is een weldaad, die de geestelijke gezondheid behoorlijk ten goede komt.
Tenminste, als vakantie ook rust en vrijheid betekent. Maar wat hoor je overal? Mensen hebben tijdens de vakantie zoveel ondernomen, dat ze na de vakantie gewoon bekaf zijn. De vakantie is vaak geen tijd meer om te herademen, maar een tijd om het meeste uit het leven te halen, omdat je de rest van het jaar klem zit in werk en afspraken. “Eigenlijk zou je na je vakantie twee weken vrij moeten hebben, om ervan uit te rusten,” hoorde ik onlangs een collega verzuchten. Deze persoon had er zo belabberd uitgezien, dat ik medelijdend gevraagd had hoe lang het nog duurde voordat hij met vakantie mocht. “Ik kom net terug,” was zijn klagende repliek. Het opende mijn ogen een beetje. Nou wordt er wel vaker gezegd dat de wereld op zijn kop staat, maar dit leek inderdaad de omgekeerde wereld wel. Het oude symbolische verhaal van God die in zes dagen de wereld schiep en de zevende dag gebruikte om uit te rusten van zijn werk, zou door efficiënte wereldburgers van vandaag onmiddellijk herschreven worden in: “En de zevende dag haastte God zich op een drafje naar een ander heelal, om daar ook nog van alles te scheppen, waar hij de hele week niet aan toe gekomen was. Vervolgens kwam God terug met een fikse burn-out, en was hij pas na enkele eeuwen weer enigszins aanspreekbaar.” Wat een vakantiekolder. Nou wil ik natuurlijk niemand verplichten om tijdens de vakantie drie weken onbeweeglijk op de bank te gaan liggen. Maar het blijft een eigenaardig verschijnsel, dat we doen alsof het echte leven zich enkel tijdens vakantieperiodes afspeelt. We zouden vergeten dat het leven van alle dag de moeite waard is om iets van te maken. Wie dat gevóel kwijt is, komt op een slecht moment tot de ontdekking dat hij zijn hele léven kwijt is. Het is ongemerkt voorbij gegleden, omdat we zaten te wachten op een bijzonder moment, en vergaten van het alledaagse iets bijzonders te maken. Wanneer we de kunst verstaan om van een gewone dag een bijzondere dag te maken, dan hebben we elke dag vakantie. En dat kan al met kleine dingen. Het is ook altijd wat. Eerst hebben we er maanden om gezeurd, en toen het kwam, was het te veel en te lang. De hitte bedoel ik.
Het weer laat zich niet beïnvloeden. En wij kunnen er eigenlijk niet aan tsnappen, of ons er tegen wapenen. Alle ventilatoren, kannen water, ijs en bouillon ten spijt. Op een gegeven moment voelt het alsof de hitte bezit van je neemt, bij je naar binnen sluipt en je van binnenuit bestookt. Voor sommige mensen was het dan ook te veel. En dat kan ons droevig stemmen. De hitte van de dag kunnen dragen is een kunst. Niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk. De afgelopen weken kwam ik met grote regelmaat bewoners tegen die in de gang op een stoel of hun rollator waren neergezegen, en daar puffend en zuchtend betere tijden leken af te wachten. Een soort omgekeerde winterslaap, zeg maar. En als je dan aan de praat raakte, bleek vaak al snel dat het niet (alleen) het weer was, dat mensen parten speelde. De hitte van de dag… het komt op allerlei manieren op mensen af. Soms kun je het benauwd krijgen van wat het leven je brengt. De moeilijke dingen waar je niet om vraagt, maar die je wel op je bordje krijgt. Je gaat zelf achteruit, er is iets aan de hand met de gezondheid van een kind, een zus, een vriend. Er zijn geldproblemen, je krijgt dingen niet geregeld… en telkens stijgt het kwik van je eigen thermometertje weer een graadje verder. Soms kun je het gevoel krijgen: hoe moet ik het nog uithouden? Hoe kan ik staande blijven? Als er oplossingen in poedervorm zouden bestaan, waarbij je alleen maar even hoefde te roeren om het op te lossen, dan zouden we die wel bij de bouillon stoppen. Maar zo eenvoudig is het niet. Dat heeft het leven in al zijn rijkdom en armoe ons wel geleerd. Een verlies moet je aanvaarden, dat weten we allemaal. Maar dat wil niet zeggen dat zoiets zonder slag of stoot gaat. En wie klap op klap krijgt, kan het gevoel hebben zijn veerkracht kwijt te raken. Juist op die momenten is het belangrijk dat we bij onszelf opnieuw gaan zoeken naar de fundamenten van ons leven. Wat is nou uiteindelijk belangrijk voor mij? Wat geeft me plezier en voldoening? Waaruit put ik troost en kracht? Dat is voor iedereen verschillend, maar die bronnen zijn er wel. Misschien moeten we eerst een hoop ballast uit ons leven opzij schuiven voordat we de deksels van die bronnen kunnen hervinden, maar ze zijn er wel. En ze brengen verkoeling, wanneer het leven ons verhit heeft. Klagen zit een beetje in onze volksaard. En dat is ook niet zo erg, want het kan de dag soms draaglijker maken. Zolang je maar in de gaten blijft houden dat het spel is. De meeste mensen slagen daar wonderwel in. Dan hebben ze eerst uitgebreid hun nood geklaagd, en daarna besluiten ze met een wijsheid als: ‘Ach ja, we doen het er maar mee. Het is toch zoals het is’.
Zo wordt er hier in huis nog wel eens geklaagd over het huis zelf. Begrijpelijk. Mensen vinden de gangen te donker, de liften te klein en te langzaam en noem maar op. En er wordt gelukkig wel gerenoveerd, maar dat brengt dan weer verhuizingen met zich mee. En dus heel veel onrust en onzekerheid. Een noodzakelijk kwaad. Veel bewoners hebben het gevoel dat er met hen gesold wordt. Oude bomen moet je niet verplanten. Hoe dan ook, alles bij elkaar tast het de levensvreugde en het geestelijk welbevinden van sommige mensen aan. Een noodzakelijk kwaad, wordt er gezegd. Zoals een operatie in het ziekenhuis om iemand beter te maken. Het is onaangenaam en het doet pijn, bovendien is de tijd er naar toe spannend en onzeker. Maar als het achter de rug is, dan zal alles beter zijn dan te voren. Dat mag zo zijn, maar er hoeft niet alleen gezegd te worden dat straks alles beter is. Echte zorg (en dat is: samen als bewoner en medewerker mens voor elkaar zijn) betekent ook dat je oog hebt voor de pijn en het verdriet van dit moment. Aandacht durven hebben voor een traan, een gebaar, een uiting van moeite met het leven van vandaag. Aan de andere kant kunnen we zelf natuurlijk ook ons steentje bijdragen door te proberen alles met een korreltje zout te nemen. Inderdaad te zeggen: ‘Ach ja, we doen het er maar mee.’ Geluk zit ‘m niet in stenen en cement, maar tussen je oren. Als ik op een andere manier naar mijn dag durf te kijken, zie ik niet meer de donkere gang, maar de lieve mens waar die gang me naar toe leidt. Dan zie ik niet meer de lange wachttijd bij de lift, maar de mogelijkheid om naar beneden of naar buiten te gaan. Of beter: dan zie ik die nog wel, maar ik heb er geen last meer van. Want de omstandigheden kan ik niet veranderen, maar wel de manier waarop ik daarmee omga. En dan blijven de gangen voorlopig donker, maar mijn tred er doorheen zal licht zijn. Over spiritualiteit zijn veel dikke en geleerde boeken geschreven, die allemaal op hun eigen manier hebben willen uitleggen hoe je geïnspireerd en hoopvol door het leven kunt stappen, maar er gaat toch niets boven de directe ervaring van een eenvoudig voorbeeld. Symbolen zeggen immers vaak meer dan duizend woorden…
Zo liep ik pas geleden over de gang van een afdeling toen ik achter me een stem opving. Die hoorde bij een man die mijn aandacht probeerde te trekken. Samen zijn we even gaan zitten. De man, niet zo best ter been, vertelde dat hij blij was dat hij de zondagse kerkdienst in de Piazza via het televisiekanaal op zijn kamer kon volgen. ‘Ja,’ voegde hij eraan toe, ‘de diensten op de échte tv zijn misschien mooier van beeld en geluid, maar dat zijn allemaal vreemden. Dit is ónze viering, met ónze mensen’. Even was ik stil en ontroerd. Hij had natuurlijk gelijk. Vaak zoeken we naar het beste en het mooiste en het duurste. Maar dat is geen garantie dat het ons de meeste innerlijke rijkdom oplevert. Wanneer we zoeken naar verbondenheid met de mensen met wie we dagelijks leven, worden we innerlijk rijk. De man beaamde dat. ‘Wat heb ik eraan, als ik kan vertellen dat ik zoveel leuke en belangrijke mensen ken, die aan de andere kant van het land wonen, wanneer ik niet op kan schieten met mijn eigen buren?’ En ook dat was waar. De man knikte en ging voort: ‘Ik reken me rijk dat ik met iedereen goed kan opschieten op de afdeling. Ja, natuurlijk is er wel eens wat, maar je moet van een mug geen olifant maken, enkel en alleen omdat je de hele dag niks anders te doen hebt!’ En daarmee sloeg hij de spijker op zijn kop. Soms zit je jezelf zó op te winden, en word je steeds kwaaier en kwaaier, waardoor je helemaal uit het oog verliest dat je boosheid inmiddels veel groter is dan het onrecht. In tegenstelling tot uiterlijke rijkdom, die groeit bij steeds meer en meer, komt innerlijke rijkdom tot bloei bij steeds minder. Uiterlijke rijkdom wekt hebzucht en jaloezie op, innerlijke rijkdom vrijgevigheid en oprecht plezier wanneer een ander ergens blij mee is. Bij uiterlijke rijkdom zijn rechten en plichten belangrijk, het onderscheid tussen mensen, bij innerlijke rijkdom zijn verlangens en mogelijkheden belangrijk, en dan gaat het juist over verbondenheid tussen mensen. Dat tekent ook goede en menselijke zorg: wanneer we niet kijken naar wat iemand mag en moet, maar naar wat iemand wil en kan. Die spirituele bril zou u eens moeten opzetten, het maakt uw dag gegarandeerd een stuk lichter. De duiven die met veel doorzettingsvermogen een nestje hebben gebouwd op het balkonnetje naast mijn werkplek op de vierde etage, koeren er de laatste tijd lustig op los. Je krijgt meteen zin in de lente als je ze hoort. Boven op de deurdranger zit het vrouwtje op een kluwen takjes tevreden te broeden. Maar weer heeft de natuur ze in de maling genomen. Twee meter onder het nest namelijk, op de vloer van het balkonnetje, zag ik deze week gebroken eierschalen liggen. Het eitje was gewoon door het nest heen gevallen!
Wat een verdrietig gezicht was dat. Een moeder met alle hoop en verwachting, en daaronder de harde werkelijkheid in gruzelementen gevallen. Het deed me denken aan verschillende gesprekken die ik gevoerd had. Mensen die door het leven harde klappen hadden gekregen, en zich – logisch – afvroegen: ‘Waar heb ik dit aan verdiend?’ En het ongemakkelijke antwoord daarop is natuurlijk: nergens aan. De ellende die ons overkomt is geen vergelding voor ons eigen gedrag. Het is niet zo dat iemand die slechte dingen doet, door het leven gestraft wordt, en dat mensen die alleen maar goed doen aan anderen en zichzelf wegcijferen, door het leven beloond worden. We weten allemaal uit eigen ervaring wel dat het helaas niet zo werkt. Nee, narigheid overkomt ons gratis en ongevraagd, maar de leuke en mooie dingen van het leven moeten we vaak zelf zoeken en duur betalen. Maar de manier waarop we naar dat leven kijken, speelt wel mee in hoe we ons leven beoordelen. We weten natuurlijk allemaal dat sommige mensen een half leeg glas zien en andere mensen een half vol glas. Zo hoor ik de ene mens klagen over alles wat verloren is, aan zelfstandigheid, aan dierbaren, aan eigen spulletjes, aan noem maar op, terwijl ik de andere mens hoor zeggen: ‘Ja, ik kan inderdaad niet meer lopen, maar stel dat ik niet meer kon zien, of horen! Nu kan ik genieten van de bloesem, en van het gezang van de vogels.’ En andersom: ‘Ja, ik kan inderdaad niet meer horen, maar stel dat ik niet meer kon lopen, dan kon ik niet zomaar meer de wind door mijn haar voelen waaien.’ Ik zal niemand zeggen dat hij of zij niet mag klagen, want ook dat is een kracht die ons op de been kan houden, maar wie ook oog houdt voor wat het leven geeft, naast wat het leven neemt, die waardeert het leven in al zijn grillen. Een wijs mens zij ooit: ‘Maak je niet druk om de dingen die je toch niet kunt veranderen.’ Dat is levenskunst. Naast mijn werkplek op de vierde etage is een klein balkonnetje. Dat leidt naar de noodtrap. Een tijd geleden nog stoof de sneeuw er wervelend hoog op. Het was een guur plekje. Geen plekje waar iemand thuis zou willen zijn.
Maar enkele weken geleden verscheen er opeens een duif. Met een bescheiden takje in zijn snavel. Het balkonnetje leek plotseling de ark van Noach wel, waarop de vredesduif terugkeerde. En niet lang daarna verscheen er nog een duif. Het was natuurlijk een koppeltje. Ze probeerden een nestje te bouwen. Bovenop de dranger, de metalen arm waarmee de buitendeur dichtvalt. Het ene takje na het andere takje werd aangevoerd, en met niet aflatend enthousiasme probeerden de duiven een nestje te creëren. Maar die takjes, die bleven helemaal niet liggen op de dranger. Elk takje dat de duiven er op legden, viel er even snel weer af. Eén takje, tien takjes, honderd takjes... Na een week lag de vloer van het balkonnetje helemaal vol kreupelhout. Het was een beetje zielig om aan te zien. Elke dag keek ik door het raam, schudde mijn hoofd en dacht: Wat een domme beesten, die hebben dat natuurlijk helemaal niet in de gaten. Ze worden door hun instinct lelijk in de maling genomen. Menselijke hoogmoed natuurlijk, maar ik dacht het toch. Maar die hoogmoed werd sneller afgestraft dan ik voorzien had. Want wat die duiven wel hebben en ik vaak niet, is doorzettingsvermogen. Na twee weken zag ik warempel dat het ze gelukt was enkele takjes op de dranger te laten liggen. Ze vormden de basis voor een nieuw nestje, dat in de dagen daarna snel tot stand kwam. Na eerst twee weken tevergeefs geploeterd te hebben! Hoe wonderlijk. De natuur laat zich niet dwarsbomen, en de wil om samen een nestje te bouwen ook niet. Wat mooi dat juist duiven mij dit kleine lesje in bescheidenheid en in de wijsheid van de natuur leerden, in de tijd naar Pasen. Hoop op nieuw leven, tegen beter weten in vertrouwen houden en van een gure plek een thuis maken… ik wens het iedereen toe. Een tijdje geleden was ik te gast bij een mevrouw. Ze wilde graag eens kennis maken en kwetterde honderduit. Over de kinderen en kleinkinderen, over het werk van haar man die veel te vroeg gestorven was, over de oorlog. Ook over die moeilijke perioden in haar leven vertelde ze op een opgewekte manier. Dat was al bijzonder.
Plots hield ze halverwege een zin op met kwetteren en zei, bijna terloops: ‘Ik zie u wel kijken naar dat Mariabeeld. Ze is wel lelijk, hè?’ Ik schrok er een beetje van dat ik zo betrapt was. En ze had gelijk. Het was geen beeldje dat je met trots in een etalage zou zetten. Voorzichtig hapte ik naar adem om een gepast antwoord te gaan verzinnen. ‘U mag het best zeggen hoor,’ hernam ze, ‘Want ik hou er toch wel van. Het is net als bij je kinderen. Al zijn ze foeilelijk, ze zijn de liefste op de wereld.’ Ik knikte beschaamd. En even opgewekt begon ze te vertellen over een periode waarin haar geloof in mensen en in de wereld zwaar op de proef was gesteld. In die tijd had ze niemand gehad om haar verhaal bij kwijt te kunnen. Niemand die een hand op haar schouder durfde te leggen. Niemand om de hitte van de dag mee te dragen. Ik zette mijn meest meelevende gezicht op. ‘En toen, weet u wat er toen gebeurde, pastor?’ tjilpte ze vrolijk, ‘Toen vond ik op een ochtend dit beeldje bij het huisvuil langs de straat. Ik was er helemaal van ontdaan. Wilt u dat wel geloven? Ik heb haar opgeraapt, eens goed afgesopt, gelijmd en midden op tafel gezet.’ Ze boog wat voorover naar me toe en begon zachter te praten. ‘Ik noem haar: Onze Lieve Vrouw van de Straat. Want ze is zo vuil als een zwerver, maar ze weet alles en ze heeft alles gezien. En ze bewaart het allemaal in haar hart. Het is mijn grootste vriendin. Van binnen is ze de mooiste. Zo! En nou u weer!’ Ze had gelijk. Vertrouwen zit ‘m aan de binnenkant, terwijl je vaak maar moeilijk door de buitenkant heen kunt kijken. Ik was blij met deze wijsheid. Thuis keek ik meteen met andere ogen naar het zwaar beschadigde Theresiabeeld dat ik uit de erfenis van mijn oma had gekregen. Ze straalde medelijden uit, en geen lelijkheid. En eindelijk zag ik dat ook. |
Columns ZorgArchives
December 2022
Categories |