“Pater!” hoorde ik pas geleden in de gang roepen. De vrouw bleek mij te bedoelen. Ik draaide me naar haar om en vroeg haar wat ze op het hart had. “U steekt toch zeker wel een kaarsje aan vanavond hè? Doe maar een dikke! Het zal nodig zijn.” Ik vreesde dat haar verteld was dat ze aan een akelige ziekte leed en dat ze het aan haar kinderen moest gaan vertellen, maar nee hoor. Ze bedoelde de voetbalwedstrijd waarin het Nederlands elftal die avond zou gaan schitteren. Althans dat hoopte ze. En hoewel ik weinig warme gevoelens koester voor voetbal, beloofde ik haar die kaars te branden. Dat stemde haar gerust, en opgewekt schuifelde ze verder met haar rollator waaraan oranje vlaggetjes geknoopt waren.
Verwonderd keek ik haar na. Haar leven zou in geen enkel opzicht veranderen, of Nederland nu een klaterende overwinning zou boeken, of smadelijk met 10-0 ten onder zou gaan. Toch was het voor haar belangrijk. Zelfs zo belangrijk dat ze de Allerhoogste voor haar karretje wilde spannen om die overwinning af te smeken. We proberen op allerlei manieren grip te krijgen op het leven. Het te ‘begrijpen’. We willen snappen waarom dingen gebeuren, en het liefst willen we dat kunnen beïnvloeden. Maar telkens komen we er achter dat er vaak geen oorzaak is waarom iets gebeurt. Vooral op de belangrijkste gebieden van ons leven. Ziekte is geen straf ergens voor, en tegenslag heeft vaak geen reden. Slechte dingen gebeuren gewoon. En dat kunnen aanvaarden is de echte levenskunst. Maar dat valt niet mee. We willen graag iets of iemand de schuld kunnen geven, maar wie? Er is geen schuld. Het is er gewoon. Bij voetbal hebben we tenminste nog de keeper, of de coach, om een uitbrander te geven als het misloopt. In het echte leven kunnen we kwaad worden op onszelf, op de dokter, op God, op de hele wereld... maar we weten wel dat die niet écht de oorzaak zijn van de ellende die ons overkomt. Een kaarsje opsteken voor de afloop van een voetbalwedstrijd is misschien nutteloos, maar niet zinloos. Het is een symbool van de hoop die in ons leeft. De hoop en het vertrouwen. En dat is belangrijk. Juist bij tegenslagen die zo zinloos lijken. Dan hebben we inspiratie, begeestering, nodig. Om tegen de stroom van de ellende op te roeien. Het hoofd boven water te houden. En het gaat natuurlijk niet om dat kaarsje. Iedereen heeft wel iets dat innerlijke kracht geeft. Daardoor worden we ook buigzaam. Zodat we niet bij de eerste tegenslag breken, maar terugveren en overeind blijven. Op die momenten zijn we vaak sterker dan we zelf dachten. Opmerkingen zijn gesloten.
|
Columns ZorgArchives
December 2022
Categories |