Losse gedichten
Winterzon
Winterzon. Verlinkt door de schaduw van
de dorre beuk bladerloos op een schuur,
net zo afgebladderd flets van vaal zonlicht
door de kieren op verroeste ploegijzers stukgespat.
Ooit de prille hoop een schuur in lente-sepia,
de papieren slingers om de eerste tractor en
veel geluk veel geluk, een degelijke lunch
op het erf, een telefoontje van de geëmigreerde oom.
De drieënvijftig jaren waarin het onverbiddelijke
jaargetij de lichamen verstramde, de ploegijzers
verroestte, de prille hoop verwaaide tot gruis
en winterzon zijn schaduw losjes gooit op alles
wat verloren moet gaan. Zo flets dat zelfs gruis
nog heel wat lijkt te zijn. En berust in vergaan.
de dorre beuk bladerloos op een schuur,
net zo afgebladderd flets van vaal zonlicht
door de kieren op verroeste ploegijzers stukgespat.
Ooit de prille hoop een schuur in lente-sepia,
de papieren slingers om de eerste tractor en
veel geluk veel geluk, een degelijke lunch
op het erf, een telefoontje van de geëmigreerde oom.
De drieënvijftig jaren waarin het onverbiddelijke
jaargetij de lichamen verstramde, de ploegijzers
verroestte, de prille hoop verwaaide tot gruis
en winterzon zijn schaduw losjes gooit op alles
wat verloren moet gaan. Zo flets dat zelfs gruis
nog heel wat lijkt te zijn. En berust in vergaan.
Nieuwjaarsnacht
Onrustbarend snel vervielen we
in oude gewoonten; het volgekladde
vel, verkreukeld, omgeslagen tot
een ongenaakbare belofte;
de eerste pennenstreek verwondde
nog het vroegste uur de hoop: het
schamper verlangen jong te blijven,
het verschrompelende leven te tarten.
Waar elke nieuwe minuut harder en
pregnanter het grote einde aanzegde,
zouden wij schrijven van eeuwigheid
en schreeuwen van onsterfelijke
hunkering naar dat ene woord dat
alles zou samenvatten; een magisch
Onomatopee waarmee ongenaakbare
beloftes vloeibaar werden geroepen
en ingedronken konden worden als inkt.
We hadden geen vel meer nodig om
om te slaan; we zouden elkaar bekladden
met hoop. Of ons leven ervan afhing.
in oude gewoonten; het volgekladde
vel, verkreukeld, omgeslagen tot
een ongenaakbare belofte;
de eerste pennenstreek verwondde
nog het vroegste uur de hoop: het
schamper verlangen jong te blijven,
het verschrompelende leven te tarten.
Waar elke nieuwe minuut harder en
pregnanter het grote einde aanzegde,
zouden wij schrijven van eeuwigheid
en schreeuwen van onsterfelijke
hunkering naar dat ene woord dat
alles zou samenvatten; een magisch
Onomatopee waarmee ongenaakbare
beloftes vloeibaar werden geroepen
en ingedronken konden worden als inkt.
We hadden geen vel meer nodig om
om te slaan; we zouden elkaar bekladden
met hoop. Of ons leven ervan afhing.
Koper
Waar het gewonde dier zich oprolt
en instinctmatig ingraaft,
zo kruip ik in jouw armen,
beschutting tegen vrees en
vermoeden van oneindigheid.
Want je was er altijd al, toch?
En over driehonderd jaar nog;
om te waken over mijn graf
als een engel van fluweelsteen
die mijn vergankelijkheid aanwijst,
de kostbaarheid van onze minuten,
de gulzige haast om te leven
met jou. Het dondert niet hoe;
hijgend krul ik me in jou op.
Dagelijks te verrijzen in elkaar.
en instinctmatig ingraaft,
zo kruip ik in jouw armen,
beschutting tegen vrees en
vermoeden van oneindigheid.
Want je was er altijd al, toch?
En over driehonderd jaar nog;
om te waken over mijn graf
als een engel van fluweelsteen
die mijn vergankelijkheid aanwijst,
de kostbaarheid van onze minuten,
de gulzige haast om te leven
met jou. Het dondert niet hoe;
hijgend krul ik me in jou op.
Dagelijks te verrijzen in elkaar.
Jijloos
In de luchtigheid van deze lenteavond
schemerig, drinken wij, zijn terrastafeltjes
voor nu heel onze wereld, als langzaam
maar zeker onze handen elkaar zoeken,
vingers ineengrijpen, huid en haar tintelen
en fluisterwoordjes de aarzeling masseren.
Even nog en we zullen niet meer weten
hoe eenzaam de wereld was zonder
elkaar, hoe we dronken en fluisterden
tegen de gure wind op een jijloos plein
in een jijloze stad, hoe we zwichtten.
Het ene woord dat genoeg is, zweeft
boven onze glazen, wie neemt het
in de mond, hoe zou het klinken als jij
het zei, de oogopslag, een schuifelende voet.
En dan de angst en ook de droefheid
dat als je gaat het zo'n pijn zal doen;
misschien moet ik opstaan nu en rennen.
Maar lafheid duwt me in de stoel, ik zwijg,
proef opeens je mond, en ben dan zo bang,
gewoon, dat het voorbij zal gaan.
schemerig, drinken wij, zijn terrastafeltjes
voor nu heel onze wereld, als langzaam
maar zeker onze handen elkaar zoeken,
vingers ineengrijpen, huid en haar tintelen
en fluisterwoordjes de aarzeling masseren.
Even nog en we zullen niet meer weten
hoe eenzaam de wereld was zonder
elkaar, hoe we dronken en fluisterden
tegen de gure wind op een jijloos plein
in een jijloze stad, hoe we zwichtten.
Het ene woord dat genoeg is, zweeft
boven onze glazen, wie neemt het
in de mond, hoe zou het klinken als jij
het zei, de oogopslag, een schuifelende voet.
En dan de angst en ook de droefheid
dat als je gaat het zo'n pijn zal doen;
misschien moet ik opstaan nu en rennen.
Maar lafheid duwt me in de stoel, ik zwijg,
proef opeens je mond, en ben dan zo bang,
gewoon, dat het voorbij zal gaan.
Lente
Er is niets in mij dat niet
kreunt en zucht naar perfectie,
schoonheid omhelst als een verliefde
puber in het zomergras,
schreeuwt om eeuwig en altijd.
Er is niets om mij heen dat
zomaar bereid is de hunkering
een naam een beeld een ziel te geven,
waaraan ik mij zou vastklampen
als aan losgewoelde spoken.
Er is niets, als ik niet zag
hoe betoverend ons vergaan is,
een uitgebrande kathedraal,
het lichaam van een dode moeder,
verwelkte narcissen in mei.
kreunt en zucht naar perfectie,
schoonheid omhelst als een verliefde
puber in het zomergras,
schreeuwt om eeuwig en altijd.
Er is niets om mij heen dat
zomaar bereid is de hunkering
een naam een beeld een ziel te geven,
waaraan ik mij zou vastklampen
als aan losgewoelde spoken.
Er is niets, als ik niet zag
hoe betoverend ons vergaan is,
een uitgebrande kathedraal,
het lichaam van een dode moeder,
verwelkte narcissen in mei.
Stormvloed
Als je nou eens stierf dan kon ik
janken schelden draaien verfraaien.
Als je dement werd kon ik je tenminste
aanraken en meedeinen op
je onbegrijpelijk geleuter.
Maar nu kan ik je niet bereiken.
Mijn arm is te kort, te zacht
mijn stem, de foto's waar je op staat
zijn vervaagd van zilt zwijgen.
De eerste beginnen al uit elkaar
te vallen, alles wat ons bijeen hield
verweert onder gure gedachtenstromen.
En ik kan je niet bereiken.
Met ieder getijde verzwakt de wil.
Na een laatste stormvloed zwijgt het graf.
janken schelden draaien verfraaien.
Als je dement werd kon ik je tenminste
aanraken en meedeinen op
je onbegrijpelijk geleuter.
Maar nu kan ik je niet bereiken.
Mijn arm is te kort, te zacht
mijn stem, de foto's waar je op staat
zijn vervaagd van zilt zwijgen.
De eerste beginnen al uit elkaar
te vallen, alles wat ons bijeen hield
verweert onder gure gedachtenstromen.
En ik kan je niet bereiken.
Met ieder getijde verzwakt de wil.
Na een laatste stormvloed zwijgt het graf.
Hersensneeuw
Maar de sneeuw die lag er wel
en leek nooit meer te wijken.
Kristallijn bevroor mijn hart en
langzaam stolde het verlangen
dat mijn ziel onzichtbaar deed dansen,
als de roestige muziekdoosdanseres
knerpend tot stilstand gekomen.
Alle melancholieke liederen die
een ziel de eeuwigheid beloofden,
gestorven in kille hersensneeuw.
Maar de sneeuw die ligt er wel
en lijkt nooit meer te wijken.
Waarom doem jij nu niet op uit de ijzel?
Leg toch je hand tegen mijn wang,
reanimeer mijn verlangen.
en leek nooit meer te wijken.
Kristallijn bevroor mijn hart en
langzaam stolde het verlangen
dat mijn ziel onzichtbaar deed dansen,
als de roestige muziekdoosdanseres
knerpend tot stilstand gekomen.
Alle melancholieke liederen die
een ziel de eeuwigheid beloofden,
gestorven in kille hersensneeuw.
Maar de sneeuw die ligt er wel
en lijkt nooit meer te wijken.
Waarom doem jij nu niet op uit de ijzel?
Leg toch je hand tegen mijn wang,
reanimeer mijn verlangen.
Ik vlecht je haar zoals een gedicht
Ik vlecht je haar zoals een gedicht
losgewoeld uit de klitten van mijn warhoofd
zeven keer overnieuw desnoods tot
mijn vingers bloeden van het pogen
Elke slag elk woord elke zin elke streng
trekt me dieper binnen in jouw
verstrengelde levensdrift onuitspreekbaar
wat de vingers niet knopen en schrijven
Oren geen gedicht de ogen geen vlecht
alles wat we voor elkaar zijn is zo broos
en hoe mooi je bent blijft ongehoord
ongezien tasten we elkaar af
En we zoeken fluisterend en kriebelend
onze losse eindjes aan elkaar te knopen
de haren los de woorden ongeordend
rebellen zijn we van ongevormde passie
losgewoeld uit de klitten van mijn warhoofd
zeven keer overnieuw desnoods tot
mijn vingers bloeden van het pogen
Elke slag elk woord elke zin elke streng
trekt me dieper binnen in jouw
verstrengelde levensdrift onuitspreekbaar
wat de vingers niet knopen en schrijven
Oren geen gedicht de ogen geen vlecht
alles wat we voor elkaar zijn is zo broos
en hoe mooi je bent blijft ongehoord
ongezien tasten we elkaar af
En we zoeken fluisterend en kriebelend
onze losse eindjes aan elkaar te knopen
de haren los de woorden ongeordend
rebellen zijn we van ongevormde passie
Le déluge
De onverdraaglijkste hitte in de stad verordent
druppels lauw zweet langzaam uit
het hoofdhaar middels de nekwervels in
mijn rug te slijpen - autonome tranen
Gestort voor die godverdomde benauwdheid
en niemand kan ze stelpen
noch gloort er ginder troost voor
de wurggreep van moeder natuur
Statistisch heet het nonsignificant
na een donderende hoosbui ben ik
mijn angst weer meester dat het blijven zal
Dat een benauwdheid alle adem blijft benemen
de wereldbrand zal blijven uitslaan
het hemd op mijn rug nooit meer zal drogen
druppels lauw zweet langzaam uit
het hoofdhaar middels de nekwervels in
mijn rug te slijpen - autonome tranen
Gestort voor die godverdomde benauwdheid
en niemand kan ze stelpen
noch gloort er ginder troost voor
de wurggreep van moeder natuur
Statistisch heet het nonsignificant
na een donderende hoosbui ben ik
mijn angst weer meester dat het blijven zal
Dat een benauwdheid alle adem blijft benemen
de wereldbrand zal blijven uitslaan
het hemd op mijn rug nooit meer zal drogen
Verjaardag
Tijdloos ben je
Misdaden verjaren
maar jij nooit
Jij bent alsof het altijd
weer de eerste dag is
dat ik je tegen me aan druk
Een razende sensatie
in dat weemoedige lijf van me
van oogopslag vol heimwee
naar jaren in verstrengeling
Die er niet waren - te laat
heb ik je lief gekregen -
de misdaad was onze hunkering
En misdaden verjaren
maar wij nooit
Wij zijn tijdloos
Misdaden verjaren
maar jij nooit
Jij bent alsof het altijd
weer de eerste dag is
dat ik je tegen me aan druk
Een razende sensatie
in dat weemoedige lijf van me
van oogopslag vol heimwee
naar jaren in verstrengeling
Die er niet waren - te laat
heb ik je lief gekregen -
de misdaad was onze hunkering
En misdaden verjaren
maar wij nooit
Wij zijn tijdloos
Ochtendritueel
Vanochtend zag ik de dood
voorbijtrekken in de badkamerspiegel
juist tussen mij en jou in
Het spiegelbeeld wekte bevreemding
maar angstaanjagend was het niet
alsof oude vrienden elkaar hervonden
Jij kwebbelde met je wimpers en terwijl
de philishave communiceerde met mij
snuffelde de dood zachtjes aan onze lijven
Misschien was hij verkeerd verbonden
of allergisch voor goedkope deodorant
maar even leek hij in dubio te zweven
En toen je me onverwacht en langzaam
streelde over mijn rug zo omlaag
loste hij op - verdween de kilte
voorbijtrekken in de badkamerspiegel
juist tussen mij en jou in
Het spiegelbeeld wekte bevreemding
maar angstaanjagend was het niet
alsof oude vrienden elkaar hervonden
Jij kwebbelde met je wimpers en terwijl
de philishave communiceerde met mij
snuffelde de dood zachtjes aan onze lijven
Misschien was hij verkeerd verbonden
of allergisch voor goedkope deodorant
maar even leek hij in dubio te zweven
En toen je me onverwacht en langzaam
streelde over mijn rug zo omlaag
loste hij op - verdween de kilte
Vooruitzicht
Het geeft niet zeg je het is
niet erg dat de dagen ongemerkt
wegvloeien uit onze kalender
elke slaap scheurt een bladzijde weg
Wat konden we de tijd verdoen
zeeën hadden we ervan en we
baadden in het vooruitzicht alle
slaaploze dromen eens te leven
Toen was eens opeens nu en tussen
alle dromen moesten we die ene
zoeken die we niet wilden verliezen
niets hoeft nu meer behalve elkaar
niet erg dat de dagen ongemerkt
wegvloeien uit onze kalender
elke slaap scheurt een bladzijde weg
Wat konden we de tijd verdoen
zeeën hadden we ervan en we
baadden in het vooruitzicht alle
slaaploze dromen eens te leven
Toen was eens opeens nu en tussen
alle dromen moesten we die ene
zoeken die we niet wilden verliezen
niets hoeft nu meer behalve elkaar
Zeeruis
Tegen het einde toen ik dacht
alles te kennen hoorde ik het opeens
doof voor de alledaagse ruis
als fundament onder wat vervliegt
aandacht slobbert weg naar sensatie
Van achter de duinen kwam het aan
het was er altijd geweest de eeuwige branding
gestaag ruisen zoals het aanhoudend
suizen van auto's op de snelweg
Dat over geluidsschermen neerslaat
en dolende zielen onbewust opjaagt
waar de roep van de zee toch kalmeert
Identiek geluid - verschillend beoordeeld
het intuïtief organisme begeert natuur
En dan de kosmische achtergrondstraling
Mythische moeder van alle ruis ongehoord
te weten dat je leeft dankzij ultiem geweld
Onzichtbare echo van afgekoelde oerknal
ze was er altijd al maar er was niemand
om het te horen te beluisteren te begrijpen
Meeuwengekrijs vergezelt zeeruis en
claxons af en toe piepende rem de snelweg
essentie gekend door haar accident
uiteindelijk is heel deze kosmos toeval
En toen was ik met je in het duingebied
snelweg achter ons gelaten en alle
mogelijke achtergrondruis uit onze kleren
geklopt - en ik kuste je en je kuste terug
de hemel dauwde verkild oerlicht over ons
alles te kennen hoorde ik het opeens
doof voor de alledaagse ruis
als fundament onder wat vervliegt
aandacht slobbert weg naar sensatie
Van achter de duinen kwam het aan
het was er altijd geweest de eeuwige branding
gestaag ruisen zoals het aanhoudend
suizen van auto's op de snelweg
Dat over geluidsschermen neerslaat
en dolende zielen onbewust opjaagt
waar de roep van de zee toch kalmeert
Identiek geluid - verschillend beoordeeld
het intuïtief organisme begeert natuur
En dan de kosmische achtergrondstraling
Mythische moeder van alle ruis ongehoord
te weten dat je leeft dankzij ultiem geweld
Onzichtbare echo van afgekoelde oerknal
ze was er altijd al maar er was niemand
om het te horen te beluisteren te begrijpen
Meeuwengekrijs vergezelt zeeruis en
claxons af en toe piepende rem de snelweg
essentie gekend door haar accident
uiteindelijk is heel deze kosmos toeval
En toen was ik met je in het duingebied
snelweg achter ons gelaten en alle
mogelijke achtergrondruis uit onze kleren
geklopt - en ik kuste je en je kuste terug
de hemel dauwde verkild oerlicht over ons
Valse herfst
Vandaag gaat de zomer over
in een killer getij dat – naar men zegt –
heel schilderachtig is en
poëtisch bovendien
zie die kleuren snuif de geuren op
warm en vol verzadigd zoel
maar het zijn de sirenen
van afbraak rotting dood
een natuur die nergens om geeft
dan om zichzelf – verkwistig –
voort te planten
het valse bericht
mythische herleving in de lente
maar het is niet meer dan opvolging
prozaïsch.
voorlopig is er enkel het verval
en onze voorbarige woorden
dat het zal dooien
hoezeer zijn verwachting
en verlangen
verward
in een killer getij dat – naar men zegt –
heel schilderachtig is en
poëtisch bovendien
zie die kleuren snuif de geuren op
warm en vol verzadigd zoel
maar het zijn de sirenen
van afbraak rotting dood
een natuur die nergens om geeft
dan om zichzelf – verkwistig –
voort te planten
het valse bericht
mythische herleving in de lente
maar het is niet meer dan opvolging
prozaïsch.
voorlopig is er enkel het verval
en onze voorbarige woorden
dat het zal dooien
hoezeer zijn verwachting
en verlangen
verward
Texelstroom
Gulzig pikken meeuwen wittebrood uit
opgestoken handen de zenuwachtig lachende
toeristen wachten op het juiste moment
WhatsApp en Instagram eisen de foto op
het onbekommerd vakantieveer klieft het Marsdiep
Waar anderhalf duizend opvarenden opgetogen
vooruitzien naar verplichtingloze dagen
hun driehonderdnogwat auto’s volgestouwd met
wat bepaald werd tot de essentie van bestaan
De enkeling die achterom kijkt over de eeuwen ruikt
VOC De Reede van Texel alle hoop en verwachting
te langen leste het vergaan de dood het verlies
Meeuwen krijsen boven driftende koloniale waren
met vege lijven beschermd uit Oost Indië
Een naamloos graf in het Schulpengat
opgestoken handen de zenuwachtig lachende
toeristen wachten op het juiste moment
WhatsApp en Instagram eisen de foto op
het onbekommerd vakantieveer klieft het Marsdiep
Waar anderhalf duizend opvarenden opgetogen
vooruitzien naar verplichtingloze dagen
hun driehonderdnogwat auto’s volgestouwd met
wat bepaald werd tot de essentie van bestaan
De enkeling die achterom kijkt over de eeuwen ruikt
VOC De Reede van Texel alle hoop en verwachting
te langen leste het vergaan de dood het verlies
Meeuwen krijsen boven driftende koloniale waren
met vege lijven beschermd uit Oost Indië
Een naamloos graf in het Schulpengat
Loodsmansduin
Graffiti maakt de geschiedenis
milder alsof de bunker gebouwd werd
voor vertier een kwartiertje spuiten
verdrijft de ondraaglijkste herinnering
aanval angst bezetting bloed wordt verf
Als je heel stil wordt hoor je vrees
laarzen bevelen veldtelefoon temidden
van betoverende schoonheid de natuur
is amoreel godzijdank de duindistels
Waar loodsen eertijds uitzagen naar
walvisvaart en koopvaardij die
veilige haven baden te bereiken
Vervloek ik oorlogszuchtig mijn smartphone
geen bereik routeplanner verdwaalt zonder inzicht
Stug helmgras buigt emotieloos met de wind
milder alsof de bunker gebouwd werd
voor vertier een kwartiertje spuiten
verdrijft de ondraaglijkste herinnering
aanval angst bezetting bloed wordt verf
Als je heel stil wordt hoor je vrees
laarzen bevelen veldtelefoon temidden
van betoverende schoonheid de natuur
is amoreel godzijdank de duindistels
Waar loodsen eertijds uitzagen naar
walvisvaart en koopvaardij die
veilige haven baden te bereiken
Vervloek ik oorlogszuchtig mijn smartphone
geen bereik routeplanner verdwaalt zonder inzicht
Stug helmgras buigt emotieloos met de wind
Binnenkamer
In mezelf teruggetrokken,
een cocon van verdriet en pijn,
tot ik mijn vleugels weer uitsla
vouw jij ze stevig om me heen.
Als mijn versteende hart weer vuursteen blijkt,
geestdrift uit mijn binnenste laait,
plots van kil weer mensenhitte,
wijs jij me de weg terug.
Een heelal aan verwachtingen, oneindigheid,
een fotoboek, een glazen bol.
En telkens ken jij mij het best,
mijn ongrijpbare binnenkamer.
(Bij de opening van Stilteruimte 'De Binnenkamer' van Zorgcentrum Archipel Landrijt te Eindhoven.)
een cocon van verdriet en pijn,
tot ik mijn vleugels weer uitsla
vouw jij ze stevig om me heen.
Als mijn versteende hart weer vuursteen blijkt,
geestdrift uit mijn binnenste laait,
plots van kil weer mensenhitte,
wijs jij me de weg terug.
Een heelal aan verwachtingen, oneindigheid,
een fotoboek, een glazen bol.
En telkens ken jij mij het best,
mijn ongrijpbare binnenkamer.
(Bij de opening van Stilteruimte 'De Binnenkamer' van Zorgcentrum Archipel Landrijt te Eindhoven.)