Lang geleden was er een sterretje aan de hemel dat nogal klein was. De andere sterren zeiden soms tegen het sterretje: ”Hé, wat ben jij toch een pietepeuterig klein sterretje. Je geeft bijna geen licht. Niemand kan je zien. Wat hebben we aan jou?” Dan moest het kleine sterretje zachtjes huilen en kwam er een beetje motregen uit de lucht. Hij kon er toch ook niks aan doen dat hij maar klein was. En minder licht gaf dan de andere sterren. Hij zag zelf ook wel dat andere sterren veel groter waren, en mooier straalden, en licht gaven in de nacht. Omdat hij zich schaamde voor wat hij was, ging hij in een klein hoekje van de hemel staan. Dan had tenminste niemand last van hem. En daarom zag nooit iemand het kleine sterretje. Want hij gaf inderdaad veel te weinig licht in dat hoekje. En de grote sterren drongen steeds voor. Zo ging dat telkens weer. Tot op een dag een engeltje langs kwam vliegen. Hij vloog een beetje langzaam en aarzelend. Af en toe bleef hij even staan, bekeek een ster, schudde zijn hoofd en vloog weer een stukje verder. De sterren vroegen aan het engeltje: “Ben je iets kwijt. Of hebben we misschien iets van je aan?” Maar het engeltje zei een beetje treurig: “Ik moet een ster hebben om licht te geven bij een stalletje waar een kindje geboren is. Een heel bijzonder kindje. Maar alle sterren zijn te groot en te zwaar voor mij. Dat lukt me nooit. Zo wordt het nooit kerstmis” De grote trotse sterren keken beteuterd naar zichzelf. Daar hadden ze nooit aan gedacht. Altijd vonden ze het belangrijk om zo groot mogelijk te zijn. Het engeltje vloog verder tot hij bij het laatste hoekje in de hemel kwam. En daar zag hij het kleine, ongelukkige sterretje. Het engeltje juichte en riep: “Jij bent de beste ster voor mij! Jou moet ik hebben! Joepie, nou kan het toch nog Kerstmis worden!” Het kleine sterretje begon opeens van trots zo hard te stralen dat hij evenveel licht gaf als de grote sterren. Maar hij was veel gemakkelijker te dragen voor het kleine engeltje. Samen roetsjte ze naar de aarde, en daar waren ze net op tijd voor het kerstkindje. Het engeltje ging op het dak van de stal staan, en het sterretje straalde van geluk en trots. Misschien straalde hij nog wel meer dan de papa en de mama van het kindje. Hij straalde zo hard dat de herders in de buurt, en zelfs koningen van ver hem konden zien. Ze kwamen allemaal vol verbazing naar het kindje kijken. En als er nu nog gepraat wordt over een ster, dan hebben de mensen het altijd over die ster. De ster van het stalletje. En dat sterretje voelde zich nooit meer te klein of te dom. |
KerstverhalenArchives
December 2023
Categories |