![]() In die dagen vaardigde keizer Augustus een bevel uit, dat iedereen in zijn rijk zich moest laten inenten. Er waarde namelijk een gevaarlijk virus door heel het rijk, waardoor mensen uit allerlei streken nogal ziek werden en geen lucht meer kregen. Het hospitaal in elke grote stad puilde inmiddels uit van onfortuinlijke inwoners, en – erger nog – het toiletpapier was zelfs tot in Jeruzalem niet meer te krijgen. Dit vond plaats toen Mark Rutte landvoogd van de Lage Landen was. Ook Jozef kreeg een oproep om zich te laten inenten, samen met zijn verloofde Maria, die in verwachting was. Maria was een frisse jonge meid, dus die liep niet zoveel gevaar volgens de schriftgeleerden, maar ze droeg natuurlijk wel een kindje. Dus oppassen bleef geboden. En Jozef zelf, tja, Jozef was al wat op leeftijd, dus hij viel in een risicogroep. Omdat een heel rijk laten inenten natuurlijk een gigantische operatie inhield, waren er op centrale plaatsen test- en vaccinatiestraten ingericht. En om het overzichtelijk te houden voor de ambtenaren moest iedereen zich laten inenten in de regio waar hij vandaan kwam. En daarom trokken Jozef en Maria van Nazareth in Galilea, naar Bethlehem in Judea. Ze hadden extra mondkapjes ingepakt. Medische en niet-medische, want ze vonden het toch wel een beetje verwarrend wanneer je nou welke moest opzetten. Het was nog een hele tocht en ze probeerden zo goed mogelijk afstand te houden van de andere reizigers. Er werd wel wat geklaagd, zo van: ‘We mogen al maanden de straat niet op, en nu moeten we wel opeens allemaal gaan reizen voor een vaccin waarvan we niet weten of het wel werkt’. Er was zelfs een farizeeër die meende te weten dat er helemaal geen virus bestond, maar dat het een samenzwering was van de Romeinse overheid om het volk eronder te houden. Jozef had Maria op een ezeltje gezet, vanwege haar zwangere toestand natuurlijk, maar gaandeweg de tocht wisselden ze om en hees Maria Jozef op de ezel, nadat ze gemerkt had dat Jozef wat kortademig begon te worden. Toen ze Bethlehem naderden, brak het ogenblik aan dat Maria moeder zou worden. Gespannen klopte Jozef aan bij de herberg, maar die was gesloten vanwege de lockdown. Hij vroeg zich af waar ze in hemelsnaam terecht gekomen waren. De hele horeca in Bethlehem bleek hermetisch op slot te zitten. Vertwijfeld zochten ze naar een plaats om te schuilen, en uiteindelijk vonden ze net buiten de stad een stalletje, waar een os en een ezel woonden. En daar werd het kindje geboren. Maria bloosde van weelde en legde het kindje in de voerbak. De os en ezel keken elkaar bedenkelijk aan en telden de mensen die plots bij hen in de stal op bezoek waren: twee volwassenen en één kind onder de 13. Dat mocht dus net. Het kindje schreeuwde dat het een lieve lust was. Want dat doen kindjes. En dat trok natuurlijk de aandacht van de mensen in de buurt. Om haar kindje stil te krijgen begon ze met het wiegje te schommelen en een liedje voor hem te zingen. Maar dat kwam haar op een strenge reprimande te staan van de veldwachter, die wist te vertellen dat er vanwege het virus niet gezongen mocht worden. Geen noot. Maar in die dagen had God voor alles nog een eenvoudige oplossing. En dus kwamen er plots engelen uit de hemel die het gezang overnamen, want engelen produceren immers geen aerosolen, dat wist iedereen, maar wel engelengezang. Het woord zegt het al. De herders in de buurt kwamen op een drafje aangerend, om te kijken wat die herrie wel te betekenen had. ‘Ho ho, wel anderhalve meter afstand houden en mondkapjes op, hè’, zei Jozef, want hij was bezorgd dat de kleine Jezus, want zo hadden ze het knaapje genoemd, iets naars en definitiefs zou oplopen. De groep werd al snel veel te groot en het hele feestje dreigde ernstig uit de hand te lopen. Niemand hield zich meer aan de regels. Vuurpijlen werden ontstoken, er werd carbidgeschoten, men zette voorzichtig een kleine polonaise in en hier en daar hadden enkele herders zelfs het lef elkaar een hand te geven. Een hand! Stel je voor. Uiteindelijk werd het hele stelletje door een cohort Romeinse soldaten opgepakt en afgevoerd naar het Malieveld. Daar hadden ze toch hun trekkers nog staan. Behalve de herders die op de luidruchtige manifestatie van de engelen waren afgekomen, naderden er drie wijzen uit verre landen. Ze heetten Pfizer, Moderna en Astra-Zeneca. Zij hadden duidelijk een ster kunnen zien aan de hemel omdat er veel minder vliegverkeer was geweest dan normaal. Daardoor waren ze overigens wel ernstig vertraagd, want een kameel gaat nog niet half zo snel als een Boeing 747, zoals reeds in de oude geschriften te lezen stond. Ook deze wijzen kwamen kijken naar de gezondheid van het kindje. En ze hadden geluk. Want omdat het door de geboorte van dat wonderlijke kind plotseling zomaar Kerstmis geworden was, mochten er drie mensen op bezoek komen in plaats van twee. Want zeg nou zelf, twee wijzen, dat is toch geen gezicht. En de wijzen hadden geschenken bij zich voor het kind en zijn ouders. Het waren een vaccin, een vaccinatiebewijs en een voucher voor de herberg, als die weer open zou zijn. Het was de wonderlijkste kerst die de wijzen ooit hadden meegemaakt, maar Maria en Jozef hadden zich er kranig doorheen geslagen, en ze hadden er zelfs het mooiste geschenk ooit aan overgehouden, namelijk een kindje. En wat die andere geschenken betreft? Maria besloot zich niet te laten vaccineren, Jozef stond vooraan in de rij, en de kleine Jezus, die werd zelf een vaccin. Een vaccin tegen onverschilligheid, ongelijkheid en zelfzucht. Opmerkingen zijn gesloten.
|
KerstverhalenArchives
December 2023
Categories |