![]() Het was kerstavond. Buiten waaiden argeloze burgers van hun geloof af, en het hagelde als een oordeel. Het was in jaren niet zo beroerd geweest, had de weerman op de televisie gewaarschuwd. En helaas had hij het uitgerekend deze keer wél bij het rechte eind. In veel huizen heerste vrede en vrolijkheid, en lachten plastic engeltjes, dennentakken en lichtjes de bewoners toe. Maar niet op de kamer van Merel. En waarom niet? Omdat Merel tranen met tuiten huilde en inmiddels van ellende het behang van de muren had gescheurd. Nou doen mensen dat doorgaans niet voor de lol, en dat gold in dit geval ook voor Merel. Haar beste vriendin, of althans de domme gans die daarvoor door moest gaan, had het namelijk in haar verwarde hersens gehaald om uitgerekend op deze avond de vriendschap te verbreken. En waarom? Tja, zal je denken, er zullen wel jongens met puisten in het spel zijn. Maar nee hoor, niets daarvan. Tjitske, de gans in kwestie, had haar oor laten hangen naar jaloerse meiden in de klas. Die maakten Merels eigenzinnige stijl belachelijk, omdat ze anders was. Tjitske wilde bij die meiden in een goed blaadje komen. En dus had ook zij haar vriendin Merel uitgescholden voor freak, griezel en zieke geest. O ja, en ook nog voor dromer, maar bij nader inzien wist ze eigenlijk niet of dat wel een belediging was. En nu stond de moeder van Merel bij haar dochter en probeerde haar te kalmeren met een cadeautje. Een cadeautje waar een verhaal bij hoorde. Haar moeder vertelde: ‘Je weet dat het kerstnacht is, en dat in deze nacht een goddelijk Kind geboren werd.’ ‘Hè mam, alsjeblieft’, zei Merel, ‘Mijn beste vriendin heeft me verraden, en jij gaat lopen zeuren over dat oude kerstverhaal. Doe me een lol zeg. Ga papa vervelen ofzo, maar laat mij met rust…’ Ze trok een gezicht alsof ze tuinbonen moest eten. Tuinbonen met beschimmelde rattenkeutels welteverstaan. Merels moeder ging onverstoorbaar door en legde een klein ingepakt doosje op Merels bed. ‘Luister nou maar even’, zei ze, ‘het duurt niet lang’. Merel zuchtte. En moeder vertelde. ‘Toen het Kind geboren was, kwamen er drie koningen, en die hadden geschenken bij zich. Dat weten we allemaal. Maar wat niemand weet, is dat Maria en Jozef voor iedereen die op kraamvisite kwam, óók een cadeautje hadden. Een klein doosje met een goddelijk geschenk. Een geschenk aan iedereen die anders is dan anderen, die niet begrepen wordt en uitgelachen of gepest. Precies zoals dat Kind van Jozef en Maria. Want dat was ook een eigenzinnige dromer, zeg maar een paradijsvogel, die heel anders naar de wereld keek.’ ‘Ja, dat is wel waar’, zuchtte Merel. ‘Nou, die doosjes met dat goddelijke geschenk, die zijn door de drie koningen en de herders doorgegeven. Telkens weer doorgegeven aan een eigenzinnig iemand die het op dat moment het meest nodig had. En dan voelden ze die wonderlijke kracht om weer verder te gaan en zichzelf te blijven. Tegen de mening van alle andere mensen in. Alle eeuwen door. Zo kwam zo’n doosje bijvoorbeeld terecht bij eigenzinnige doorzetters als sint Franciscus en Clara, bij Newton en Albert Einstein, bij Martin Luther King en Ghandi, bij Van Gogh en Florence Nightingale. En zij gaven dat doosje telkens ook weer door. Dat doosje van kracht en wijsheid. Tot in deze tijd.’ Ze zweeg even en wees met haar ogen naar het kleine ingepakte doosje dat ze op Merels bed had gelegd. ‘En nu is het voor jou. Maak het maar open en ontdek het grootste geheim van de menselijke geschiedenis’. Merel keek haar moeder aan alsof ze niet helemaal lekker was tussen haar oren, maar nam toch het doosje en pakte het uit. Het bleek een heel simpel luciferdoosje te zijn. ‘Wat is dit mam?’ Zei Merel zacht, ‘waar slaat dit op?’ Maak het nou maar open, gebaarde haar moeder. Merel schoof het doosje open en las zachtjes de tekst voor die opgevouwen in het doosje zat: ‘Je bent precies goed zoals je bent. Je bent een kostbaar cadeau aan de wereld omdat je iets nieuws brengt. Je bent uniek en onvervangbaar. Geef nooit op. De wereld heeft tijd nodig om daaraan te wennen. Je bent een mens om van te houden’. Merel slikte even, en precies op dat moment sloeg de torenklok twaalf uur – typisch hè – en riep haar vader van beneden: ‘Wie lust er worstenbrood? Anders eet ik het allemaal zelf op, hoor!’ Terwijl Merels moeder haar dochter over haar hoofd aaide, zag ze dat de wind inmiddels was gaan liggen. Zachtjes dwarrelden er witte sneeuwvlokjes langs de ruiten. ‘Zalig kerstfeest, mam’, fluisterde Merel, en ze rende de trap af, want worstenbrood was immers ook goddelijk. Opmerkingen zijn gesloten.
|
KerstverhalenArchives
December 2023
Categories |